Column uit de noodopvang: ‘Ik ben een held’
In de noodopvang barst het van het talent, van ambities, van creatieve plannen om iets te ondernemen. Zo is er een redactie ontstaan van dichters, schrijvers, kunstenaars en reporters die de komende tijd gaat werken aan kopij voor een eigen magazine. Schrijver Firas Kalousie geeft met een maandelijkse column geïnspireerd door de noodopvang alvast een voorproefje.
IK BEN EEN HELD
(Opgetekend op het noodopvangschip voor vrouwen in Rotterdam)
Ze vragen me vaak waarom jij wel en je man niet? Waarom ben jij eerst gevlucht en niet hij? Waarom durfde hij niet voor jou zijn toevlucht te nemen? Waarom, waarom, waarom??? Ik heb veel tijd besteed aan het vervoegen van zinnen voor deze buitensporige vragen.
Ik zit soms lange tijd in mijn eentje en denk aan simpele antwoorden of zelfs een overtuigende leugen dat er geen twijfel over bestaat, dat ik geen hapje ben voor nieuwsgierige mensen die me met hun ogen verslinden wanneer ik langs ze loop. Of mij begroeten op een officiële manier. Als ik wegloop, hoor ik de verwarring. Oh mijn God, wat is het moeilijk voor iemand om te leven in een omgeving van liefde vol ‘doen net alsof’ en leugens.
Vooral het wachten, de vele papieren en afspraken. Het smeken van degenen die verantwoordelijk zijn voor mij om voor mij te zorgen en te vertalen en mij niet te vergeten als ik een envelop krijg voor een afspraak met de gemeente of de immigratiedienst. Wachten… alles is hier wachten. Wachten op afspraken. Wachten op papieren. Wachten op activiteiten. Wachten op telefoontjes van vrienden en familie. Ik voel me gevangen op een klein schip, in een klein land op een klein continent en op een kleine planeet.
Oh mijn God, wat zijn deze gedachten? Hallucineer ik nu? De enige troost voor mijn toestand is dat ik mijn familie aan het redden ben. Ik herinner me in alle moeilijke situaties dat ik de redder van mijn familie ben. Ik voel me een held. Ja, maar ik praat er niet over in het bijzijn van iemand, anders verslinden de nieuwsgierige ogen de sombere tongen mij.
Ik praat alleen tegen mezelf om mezelf te troosten. Mezelf te dwingen om het pad te voltooien en niet te huilen in het bijzijn van mensen. Zoveel zinnen die ik elke dag maak en zeg ik tegen mezelf om me te troosten. Zoals: We zijn vijfsterrenvluchtelingen. We eten drie maaltijden per dag, zoals in hotels. Hier is de elektriciteit niet afgesloten. De kraan heeft altijd water. We praten met onze families over foto’s en video’s. Hoe mooi is dit leven, wat wil ik nog meer? Ik wil geen villa, geen snelle auto, geen bankrekening met zes nullen, een broodje tijm met olijfolie is voor mij elke ochtend meer dan genoeg.
Ieder van ons wil zijn vorige leven leiden en al zijn verlangens in dit land vervullen en zijn zoals hij verlangt, maar ik ben tevreden met veiligheid, zekerheid, hoop en het prachtige gevoel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen dat ik nog nooit eerder heb beleefd. Een kopje koffie in de ochtend is genoeg voor mij om elke nieuwe ochtend mijn kamer te vullen, en ik vecht voor mijn gezin en geniet van het nieuwe gevoel dat ik een held ben.